maandag 9 november 2015

Papua!


Het verslag is 'n beetje lang, en daarom heb ik pauze-koffiemomentjes voor jullie ingebouwd, aangeduid met *koffiemomentje*. Sommige van de bijgesloten foto's zijn gemaakt door Selma. Ik ga niet vertellen welke, want dat is te veel gedoe.

Manokwari, Biak, Sentani, Baliem…namen met een magische klank. Namen die al lang op de achtergrond sluimerden. Papua…oh, dat sprookjesland, als we daar toch eens naartoe konden! Dat land van de reuzenschelpen bij m’n ouders in de vensterbank, van de sepia-foto’s van m’n vaders diensttijd op Manokwari en van de Papua-dag in Amersfoort die we al jaren trouw bezoeken. Het cacaocoöperatie- en microfinancieringsproject PATO dat m’n vader heeft opgezet vormde een mooie, directe aanleiding om de droom waar te maken. En zo vlogen papa, Selma en ik op 16 september naar dit enorme eiland in de Pacifische oceaan. Een maand (en aardschokken, achtervolgingen door geheim agenten, tropenkoortsen, idyllische stranden, overnachtingen in de jungle, stormen op prauwen, nieuwe vriendschappen etc etc) later keerden we (min of meer) weer heel terug. We begonnen op Biak. 





Oude foto's van papa die in 1960-1961 op Manokwari gelegerd was toen Papua nog bij Nederland hoorde                      

Biak

Biak was, vanaf het moment dat we in het vliegtuig tijdens de zonsopgang een prachtig groen eiland in de oceaan zagen liggen, liefde op het eerste gezicht. Schoonheid kreeg al snel een nieuwe dimensie. Op Noord-Biak leerde ik wat ‘adembenemend mooi’ betekent. We stonden op de rotsen aan de kust van Noord-Biak en zagen hoe de strakblauwe oceaan woest tegen de kilometerslange, bergachtige, groene kust sloeg. Echt té bagus (mooi). M’n adem stokte letterlijk. Even daarvoor hadden we al gepootjebaad in een poel die met stip op nummer 1 binnenkwam in mijn top tien plekken van waar je ooit gepootjebaad moet hebben. De schilderachtige taferelen bleven elkaar in rap tempo opvolgen. Een rijstlunch in de jungle bij een waterval. Echt een jungle-jungle waar de lianen, bladeren en stekelige sprieten op elkaars schouders klommen om om één dichte, groene massa te vormen. Vanaf de hoge boomtoppen zeilden grote, felblauwe vlinders langzaam naar beneden. Ze leken wel in het plaatje gephotoshopt door de Disney-studio’s. Even later zwommen pa, Selma en ik in een baai van het type wit strand/wuivende palmen/helderblauwe zee. Het enige dat nog ontbrak, was een gespierde Papua die op z’n houten prauw de visnetten ophaalde. Gelukkig kwam die er na tien minuten al aan. We zagen een waterval vanaf waar kinderen in een zeegroene poel doken: de stoeren vanaf het hoogste punt, en de mini-Papua’s vanaf een mini-rotsje. We reden langs roze, groen en blauw geschilderde huizen met tientallen schattige plantjes voor de deur. Mensen glimlachten en zwaaiden.

Een dag later bracht de gele taxibus ons langs de kustdorpjes Urfu, Padwa en Samber. De paradijsmeter schoot nog verder omhoog. Prachtige huizen op palen in de strakblauwe zee, omgeven door bassins met tonijnen en maanvissen. Gekleurde, houten prauwen aan de wal. Een reuzenschildpad in een poel. Er lagen prachtige schelpen die Selma en ik opraapten, wat niet onopgemerkt bleef door de lokale kindjes. Al snel zochten ze handenvol schelpen. Hun enthousiasme, aangemoedigd door ons: ‘Terimah kasi, bagus sekali’ *  (‘dankjewel, heel mooi’) en ons onvermogen om ‘nee’  te zeggen, zorgde ervoor dat we met ongeveer 10 kilo schelpen rondsjouwden. Op een gegeven moment besloot ik toch een grens te trekken en verzamelde ik al m’n moed om ‘nee, genoeg’ te zeggen tegen een Papua-kleuter, die daarop zeer teleurgesteld z’n schelpen terug de zee in kiepte. Andere Papua-kindjes, die op een boomstam in zee stonden, doken een enorme zeester voor ons op. Het was echt een cuteness-overkill. Selma zei: ‘Het zijn net visjes’. Want dan weer renden de kinderen even het strand op om iets aan ons te laten zien, en dan weer koprolden en doken ze het blauwe water in om tien meter verderop boven te komen, te zwaaien, te schaterlachen en weer weg te duiken.

We hadden wel even een schrikmomentje toen iemand in de taxi tegen ons begon over De Ziekte Met een Lange Naam. Een ziekte die nieuw was, maar heel veel mensen doodde, ook een beroemde zanger. Ik dacht: ‘Potdorie, GGD, had ons even gewaarschuwd’. Maar het bleek om HIV te gaan. Een enorm probleem op Papua. Een ander probleem waren de enorme gaten in de Biakse stoep die uitkwamen in het riool. Potdorie, het zal je maar overkomen: je let tijdens je eerste vakantiedagen even niet op en je belandt in het Papua-riool. Ook moesten we even wennen aan het geld, de rupiah. Toen we de eerste taxi-chauffeur wilden betalen, en hij: '250', zei, dachten wij: 'Shiiit, hoe betalen we dit bedragje uit onze kruiwagen vol briefjes van 100.000? Papa bewoog hemel en aarde om het grote geld in een hotel te wisselen en kwam uiteindelijk aangesjouwd met drie muntjes van 100 rupiah - totdat bleek dat er met '250' '250.000' wordt bedoeld, en we de taxi-chauffeur dus hadden geprobeerd te af te schepen met ong 0,0006 cent. 

We ontmoeten op Biak al snel ons reisteam: C, I en M – drie superleuke Papua’s die ons de mooiste plekken van Biak lieten zien. Onontbeerlijk deze gidsen, want Papua is niet een land waar je met de Lonely Planet in de hand in de trein hopt op weg naar een chill hostel. Er is geen Lonely Planet namelijk. En ook geen trein. En ook geen chill hostel trouwens. Maar des te mooier.

* we dachten de eerste week dat het ‘Prima kasi’ was. Niemand verbeterde ons. Alsof een buitenlander hier steeds: ‘Ledankt!’ zou zeggen en je hem steeds vriendelijk toelacht


                                    


                       
                                          

            

Superiori

Na een paar dagtripjes op Biak togen pa, Selma, C, I, M en ik naar Superiori – een eiland dat met een brug aan Biak verbonden is. Het was een mooie tocht over een goede weg door de uitgestrekte regenwouden. Er werd rustig gereden door de chauffeur – in tegenstelling tot India en Ghana, waar je na een lange autorit altijd het idee hebt dat je minstens dertig voorbijgangers aan je bumper hebt kleven. We kwamen langs een kliniek, door Nederlandse weldoeners neergepoot. Een net gebouw, prachtige apparatuur – alleen was er niet gedacht aan de kostenpost ‘personeel’ zodat het geheel er ongebruikt stond. We kletsten o.a. over Nederlandse wc’s waar I, die Nederland had bezocht, zeer van onder de indruk was. ‘Oooh, zoo mooi, het zijn net kleine huisjes, met een kleedje en schilderijtjes!’ De Papua’s die we onderweg ontmoeten vonden wij zeer open, bescheiden en vriendelijk. Nu is het altijd wat stom om een volk over één kam te scheren, zoals bv zeggen dat alle Friezen heel sympathiek zijn (wat dan natuurlijk net wel weer zo is), maar dit was de indruk die we kregen, en die ons ook niet meer verlaten heeft. Papua’s zijn ook dikke hipsters. Overal hangen plantjes aan macrame-draden en zijn er gerecyclede bloempotjes. Ze dragen allemaal een gehaakte tas met toffe kleurtjes: de noken – een soort totebag-equivalent. En de hoge knot is ook bij Papua-meisjes populair.
                          
Aangekomen in het dorp Korido gingen we met een prauw naar Sowek, een paaldorp in zee. Prauwen zijn houten kano’s met zijbeuken en ze zijn op Papua wat fietsen, treinen en bussen in Nederland zijn. Papua-kindjes hebben hun eigen kleine prauw, vaak mooi versierd met houtsnijwerk. De stuk of 30 huizen van hout en golfplaat waren aan elkaar en het land verbonden met smalle houten loopplankjes. Zeer tricky gebied om thuis te komen na een avondje stappen. Op de terugweg ging de zon langzaam onder. Toen er ook nog een dolfijn voor ons uit het water sprong, was dat weer even een moment van ‘waar is het Truman Show trappetje, want dit is te mooi om waar te zijn’. In het donker vervolgden we onze tocht. Het was een mengsel van ‘betoverend mooi’ tot ‘een beetje eng’ tot eventjes ‘oh bah!’ toen de motor tijdelijk uitviel.

We sliepen in een huis van kennissen van C, waar ik weer een mooie klamboe-challenge had. Wat moeilijke rotsen voor rotsklimmers zijn, zijn moeilijke kamers zonder haken voor mij als klamboe-ophanger. In het eerste hotel hing ie half aan een schilderij van de zonnebloemen van Van Gogh, hier hing ie aan kleine splintertjes in de muur en op de missie, waar we later logeerden, hing ie aan het hoofd van de gekruisigde Jezus.

De volgende dag namen we de prauw naar Rani, een tropisch eilandje op ongeveer 45 minuten vaar-afstand. We zochten schelpen, aten kokosnoten en bekeken stukken motor van vliegtuigen uit WOII. Selma en ik besloten te snorkelen en we mochten hierbij aan zo’n zijbeuk van de prauw hangen. Toen het water dieper werd, vond ik het een beetje eng worden, dus wilde ik in de prauw klimmen, maar dat was geen makkelijke klus. Ik probeerde me aan m’n armen op te trekken en met m’n voeten grip te krijgen op de prauw, dit slaagde niet, maar niemand had het door, want iedereen keek naar een soepel snorkelende Selma die verrukte kreten van bewondering slaakte om hetgeen ze zag. Tja, zo zit je op kantoor artikelen door te pluizen en zo hang je te bungelen aan een prauw boven een koraalrif. Na een tijdje werd ik opgemerkt, aan boord gehesen en bewonderde ik het rif veilig vanuit de prauw. Een dierentuinbelevenis. Wit koraal, groene zeesterren, sponzen van een meter doorsnee, gekleurde vissen die tussen de rotsen door schoten en groepen reuze-zeeegels. Helaas stak er iets later een flinke wind op. De prauw schommelde als een dolle heen en weer en we werden kletsnat. Selma en ik keken steeds angstig naar C. ‘Gevaar?’ vroegen we. ‘Nee, geen gevaar!’ riep C, maar het was verdacht stil in de boot. De voet aan wal een half uur later voelde zeer goed. Wat ook goed voelt, zijn kaarten van TrashWorks!! (sorry, moest deze kans tot reclame ergens in squeezen).


Op de terugweg in de taxi zongen we ‘Het is een nacht’, want M leert Nederlands aan de hand van o.a. songteksten van Guus. Geen probleem natuurlijk, want mijn indie-muzieksmaak verlaat me toch altijd zodra ik voet in het vliegtuig zet. Ik klik het gepiep van Grimes en consorten door tot ik terecht kom bij Enrique Iglesias’  Bailamoooooo! Alsof indie te ingewikkeld is voor de hitte. Ook ene ‘Michael learns to rock’ is heel populair op Papua. Ooit van gehoord? Hij maakt soort zoetige R&B (waarop ik zei: ‘This is not really rock’. Waarop Selma zei: ‘That’s why he is learning it’. Waarop ik zei: ‘But he doesn’t succeed’. Je had erbij moeten zijn). De Indonesische muziek is overigens niet zo interessant. Een soort schlager, check Trio Ambisi tijdens het eerste:

*** KOFFIEMOMENTJE***












      Let ook vooral op dat kleintje dat op die paal zit

Nederlandse banden

Papua is tot 1963 een Nederlandse kolonie geweest en op Biak werd al snel duidelijk dat de banden met Nederland zeer sterk zijn. Misschien dat het daardoor al snel vertrouwd voelde. De mensen heten Inge, Margriet, Corry en Willem. Tijdens één van onze eerste dagen kwam een jongetje zich aan ons voorstellen. ‘Jan Jaap’, zei hij. ‘Yayap?’ vroegen wij. Maar het was echt Jan Jaap, in een tshirt van Robben. Op een piepklein tropisch eilandje kwamen we een meisje tegen dat Dieuwertje heette en afscheid nam met een klinkend ‘daag!’ In Harapan bezochten we het ouderlijk huis van een Nederlandse kennis van m’n pa. De buurman, een Papua, kwam naar buiten en herinnerde zich de Nederlanders nog, die hij als kleine jongen had meegemaakt. Vol overgave imiteerde hij het sproeisysteem dat de Nederlanders hadden aangelegd. Hij kroop ook nog een tijdje over de grond – ik weet niet helemaal wat hij daarmee uitdrukte, maar het ging over cacao. De wat oudere mensen spraken prachtig oud-schoolboekjes Nederlands. Waarbij overigens wel eens verwarring is over die Nederlandse taal. Zo vond C de volgende zin in een Nederlands boek erg raar: ‘De wc’s hebben geen bril’. Tuurlijk niet, dacht hij, wat moet een wc met een bril??? De oudere generaties kenden nog de namen van hun juffen en meesters en wisten waar de belangrijke bestuurders en paters woonden. Ze leerden ons over onze geschiedenis. ‘Waren jullie maar gebleven’, hoorden we vaak.

Nederland heeft in de laatste koloniale jaren hard aan Papua getrokken. Het werd een soort prestige-project om te laten zien dat Nederland het goed deed als kolonisator. Scholen, wegen, ziekenhuizen, kerken en landbouwprojecten werden uit de grond gestampt. En toen werd het 1963. Onder druk van de VS moest Nederland Papua opgeven. Ik lees er nu een boek over: De Karel Doorman in Nieuw Guinea - Nederlands machtsvertoon in de Oost (heerlijke zaterdagavondlectuur). Aan de ene kant leest die geschiedenis als een zwaar ingewikkeld politiek schaakspel. Aan de andere kant draait het voor de VS, die politieke machtsspel beheersten, maar om één simpele vraag: bestrijdt deze zet de commies --> doen! Goed, Papua ging naar Indonesië onder één voorwaarde: het organiseren van een referendum waarin de Papua’s zich mochten uitspreken voor onafhankelijkheid of voor aansluiting bij Indonesië. Dit referendum (Act of Free Choice), gehouden in 1969, werd een farce. Er werden door de Indonesiërs kiesmannen aangesteld die werden bedreigd en onder druk gezet. De stemming was dan ook unaniem vóór aansluiting bij Indonesië. De Nederlanders werden in rap tempo gerepatrieerd, en alles kachelde ineen. De mensenrechten van de Papua’s werden met de voeten getreden o.a. door transmigratie: het verschepen van duizenden Indonesische migranten naar Papua, waardoor Papua’s een minderheid in eigen land zijn geworden - maar ook door brute moorden en martelingen met de Biak Massacre als één van de dieptepunten. Een zeer heet hangijzer, waar maar weinigen van weten. Tibet heeft nog die giechelende Dalai Lama als boegbeeld – maar Papua wordt wel de ‘vergeten genocide’ genoemd. Buitenlandse journalisten worden geweerd. Met het oog daarop was Selma’s totebag-keuze, waarvan de opdruk zei: ‘A bag full of stories – young journalists on global issues’, misschien niet de verstandigste.


Ik ben te kort op Papua geweest om een volledige indruk te krijgen van de toestand, maar we hoorden en zagen veel. Militairen zijn overduidelijk aanwezig en geheim agenten piepen overal op. Wij moesten regelmatig op onze woorden letten, omdat ook om ons heen soms verdachte types cirkelden. De winkels, hotels en beste plekken op de markt behoren toe aan Indonesiërs. Jonge Papua’s krijgen moeilijk werk en als ze werk krijgen, moeten ze dubbel zo hard werken om zich te bewijzen. Er zijn politieke gevangenen en demonstraties worden met geweld de kop ingedrukt. De nationale vlag, de Morgenster, mag niet gehesen worden. Ik vond de toestand van de Papua's niet meteen 'Once were warriors'-achtig (één van de meest indrukwekkende films die ik ooit zag, over de totaal gemarginaliseerde Maori's) en de omgang tussen Papua's en Indonesiërs kwam op mij ook vriendelijk over, maar je vraagt je wel af wat decennia van onderdrukking met je doen als volk. Vrouwen die jarenlang door hun partner worden geslagen, verliezen zelfvertrouwen en hebben grote kans op depressie. Kan dat ook voor volken gelden? De huidige situatie maakt soms dat het voelt alsof je op een enorm tof, onontdekt feest bent in een prachtig bos (daar ben ik zo vaak namelijk. NOT), maar de eigenaars van dat bos mogen zelf niet komen. En als ze hun gezicht laten zien, is er een groep onuitgenodigde feestgangers die hen terugslaat. De Nederlandse politiek schijnt zich er weinig van aan te trekken (behalve de PVV. Potdorie, dat ik die partij ooit nog eens zou moeten noemen in positief verband....) – en dat voelt raar, in een land waar de straatstenen tijdens het WK oranje worden geschilderd.


Het is natuurlijk allemaal niet zwart-wit - behalve salmiak is niks zwart-wit. Indonesië doet ook goede dingen. Er is een speciale Autonomie Wet die Papua's meer rechten en zelfbestuur zou moeten geven. Helaas schijnt dit mislukt te zijn door corruptie en bureaucratie. Ik weet niet of onafhankelijkheid dé oplossing is, maar het raakt zeker een snaar als je een mensenrechtenactiviste hoort zeggen: 'We have many problems...but most of all, we want freedom'.

Lees hier meer over de geschiedenis of over de huidige landroofDe West Papua Courier bericht regelmatig over de actuele toestand. Wil je in actie komen? Bezoek dan eens de Papua Dag, steun Hapin of PATO of like de Free West Papua Campaign op Facebook. Ben je meer intellectueel, lees dan deze wetenschappelijke case studie over Papua. En neem daarna tijd voor een:

***KOFFIEMOMENTJE***




Sentani

Na een week Biak namen we het vliegtuig naar Sentani. Aldaar verbleven we op de missie van de Franciscaner broeders. Hier ontmoeten we ook D, een zeer toegewijde Papua, die het project van m’n vader leidt en die een erg goede vriend van ons werd. Met broeder JS, die lang bij de Wisselmeren heeft gezeten, een zeer afgelegen en woest gebied, togen we o.a. naar een klooster waar een inmiddels overleden monnik een overweldigende collectie vlinders en insecten heeft aangelegd. Zelfs de National Geographic heeft hier over geschreven. Heel gaaf om te zien. Papua heeft een unieke flora en fauna die je nergens anders ter wereld tegenkomt. Niet dat je 't op Papua tegenkomt. Tenminste, wij hebben nauwelijks beesten gezien. Er waren de gekkootjes, die als kleine salsadansertjes over de plafonds renden, maar de kakkerlakmeter bleef op één staan, namelijk één kleine, lieve, dode kakkerlak (lief, met name omdat ie dood was). We hoorden wel regelmatig in de jungle een geluid als een op hol geslagen alarmbel. Iemand vertelde ons dat dit geluid toebehoorde aan een kikker met een lange neus en vleugels. Er was een dode couscous (een soort kangaroe-aap) in de rivier. En oja, krokodillen, op een krokodillenfarm i.e. een vieze poel waar krokodillen als voor dood lagen. Ze waren omgeven door tientallen lege plastic flessen, die mensen op hun kop gooiden in de hoop dat ze daardoor gingen bewegen. Mensen zijn soms zo grappig.

Op de terugweg waren we opeens op zoek naar een chocoladefabriek in het kader van mijn vaders cacao-project, maar dit liep met een tropensisser af. We reden een verkeerde weg in, kwamen iemand tegen die mensen kende die wisten waar de chocoladefabriek was, dus werd deze persoon in de auto geladen, waarop we naar die mensen reden. De mensen werden gesproken, de man stapte weer in de auto, we reden ergens anders naartoe, de man stapte uit, en wij reden naar huis, en in geen velden of wegen was een chocoladefabriek te bekennen.

Ik bracht een ochtend door bij P3W, een organisatie die zich inzet voor vrouwenrechten. Bijgepraat over geweld tegen vrouwen - een fenomeen dat wereldwijd net zo wijd verbreid is als de McDonalds. In het winkeltje van P3W kocht ik wat souveniers in waarbij me het redelijk lukte om me aan m'n voornemen te houden om niet als een blinde kraai om me heen te graaien. Door schade en schande wordt men wijs: de doos Indiase kookspullen staat nog altijd ongebruikt in de kast, net als de doos Indiase medische boeken, tijdens feestelijke gelegenheden verkies ik toch een cocktailjurk boven één van de vijf meegebrachte sari's en ik heb mijn kamer nooit omgetoverd in de Afrikaanse souvenierstempel die ik waarschijnlijk voor ogen had toen ik een reuzenkoffer vol zwarte, grootogige beelden meenam uit Ghana. Maar dat het souveniersbeoordelingsvermogen toch wel wat aangetast was, bleek toen Selma en ik schelpenoorbellen kochten. Het is niet supertrendy. En we hebben beide geen gaatjes in de oren.


Regelmatig scharrelden we Sentani even in. Zo leuk. De stad is één lange lijn van grote en kleine gebeurtenisjes. Elk hoekje en gaatje is opgevuld met kroepoekkarretjes, kokosnootstands, benzine-verkopers, tosti-bakkers, supermarktjes, naaiateliers etc. Overal kleur, planken, doeken, golfplaat. Warme lucht, gevuld met de geur van zoete vuurtjes. Een heel gecondenseerd geheel. Ik vraag me soms af waarom ik dit zo mooi vind. Het voelt voor mij als een soort vrije chaos, een warme deken. Volgens mij heb ik mijn ogen in de tropen ook altijd veel wijder open dan thuis. 

Al moet gezegd: op zich zijn Nederlandse steden gezelliger. Kleine, oude straatjes, kroegjes, leuke eethuisjes, filmhuizen, bibliotheken, veel verschillende types winkels met leuke spullen. Dat tekent het Nederlandse leven toch wel echt vind ik, die talloze goed geregelde voorzieningen om je te vermaken en ontspannen.

Met W, onze gids in Sentani (reis je ooit naar Papua: boek haar! Boek haar! Garant voor supertoffe trips. Check: Sago Worms), sprongen we een dag later in de prauw en voeren we over het Sentani Meer. Een mooi, sereen meer omgeven door frisse heuvels die op zo’n manier glooien, dat het lijkt alsof iemand er een groen tapijtje over heeft gelegd. Verder weer veel paaldorpen gezien. Paaldorpen rocken. Welly vertelde over een vrouwendorp, ergens in de diepe jungle van Papua, waar geen mannen mogen wonen. Als een vrouw zwanger wil worden, plukt ze een man uit het veld en verkracht deze. Wanneer het babietje een meisje is, houden ze het, en wanneer het een jongetje is, doen ze hem als een Mozes in een rieten mandje en duwen ze hem de rivier op.

*** KOFFIEMOMENTJE***

                            
                                     




Aimbe

Woensdag en donderdag gingen we naar Aimbe, waar het cacao- en microfinancieringsproject van mijn pa loopt. De dag begon met een flinke aardschok. Ik dacht dat er een vliegtuig heel laag overvloog totdat ik merkte dat de hele wereld om me heen bewoog en de aarde onder m’n voeten schudde. Heel raar om gedurende een paar seconden geen enkel vast punt meer om je heen te hebben. Door de schok daalde het waterpeil waardoor we een paar dagen geen water hadden en ik denk dat we toen even op ons allerviest waren. De dagen ervoor was het namelijk heel erg heet en klam geweest, waardoor we plakten en zweten als dollen. Soms dacht ik: komt er nu een dikke stinkende man naast me lopen? En dan was ik het zelf. De ‘douche’ in ons verblijf was een kraan met steenkoud water, zodat ik een Iceman-achtige training kreeg: van benauwende hitte naar steenkoud water en weer terug. De was, voor zover we die hadden gedaan, droogde niet door de klamme vochtigheid. Het leek wel een soort oorontsteking waarbij de drukkende warmte steeds verder opliep totdat het op die woensdag eindelijk een beetje afkoelde door een kleine regenbui.

Na de aardschok gingen we met de boot een stuk het Sentani-meer over en vandaar liepen we over een zandweg door de jungle tot een paar motors ons oppikten voor de laatste kilometers. We kwamen aan bij een zandpad, waar een schoolklasje nerveus stond te wiebelen. De juffen duwden hier en daar een arm of been goed in de rij, en toen begonnen ze te zingen. Echt heel mooi. We kregen bloemenslingers om en daarna begeleidde het zingende klasje ons naar het dorp. Dit was zooo ontroerend, om daar met pa en Selma te lopen, op dat rode pad door de jungle, terwijl kleine, mooie Papua-kindjes zongen over Papua en Jesu. Echt de meest tranentrekkende aflevering van Spoorloos in het kwadraat.

Het dorp bestond uit een stuk of 15 houten paalhuizen en een paalpodium met dak waar allerlei mensen zich hadden verzameld. Overal scharrelden varkens rond – een zeer belangrijk dier in de Papua-cultuur die met name wordt gebruikt voor ceremonies. Er volgden speeches en daarna was het tijd voor rust. Ik kletste wat met de mensen wat vooral neerkwam op het bespreken van de tegenstelling groot-klein gecombineerd met woorden die ik ken uit Indonesische specialiteitenrestaurants (groot varken, klein varken. Grote kip, kleine kip). Selma en ik werden vanaf het begin begeleid door Willem, een puber die school drop-out is. Na wat navragen bleek hij ziek naar huis te zijn gegaan van school, en wel ‘homesick’. Het contrast tussen de dynamische, competatieve, onpersoonlijke stad en een dorp als Aimbe moet ook gigantisch zijn. Willem sprak geen woord Engels, maar vertaalde alles wat wij aanwezen in het Indonesisch. Zo bleef hij ook met veel geduld de vuistgrote spin op de wc-deur vertalen, terwijl mijn gewijs toch echt uitdrukte: haal dat ding weg ASAP!!! Verder aten we papeda, gemaakt van sago - het hoofdvoedsel (en grote trots) van de Papua’s. Het was echt heel weird spul dat de consistentie had, denk ik, van die slijmbekertjes die je vroeger bij de Intertoys kon kopen. We wisten niet of we nu moesten kauwen, slurpen of slikken en hadden bij elke hap het gevoel dat we stikten.


Na heel wat vergader en gespeech over en weer werd het namiddag in Aimbe. Wat een heerlijke sfeer. Het volleybalnet werd tevoorschijn gehaald, er verscheen een snoepwinkeltje op een paar houten planken en iedereen schoolde gezellig samen om te kletsen en spelletjes te doen. Selma en ik hadden twee grote stuiterballen meegenomen die de kinderen echt fantastisch vonden. Gierend van de lach en waanzinnig fanatiek doken ze achter het ding aan, al was het een beetje jammer dat ’t ene na het andere kind gewond werd afgevoerd. Prachtige gezichtjes zaten hierbij. ‘Red Bernard’, een kleuter met rood kroeshaar en een lichte terror-aanleg: met een stok achter de honden aan, met een bal op grote jongens gooien, de bellenblaas saboteren. Overal waar actie was, was hij. Effie, een meisje met prachtige ogen – rijp voor de catwalk. Corry, een krullenbolkleuter, die voor het slapengaan nog even een 8m hoge palmboom in schoot om noten te halen.






                                      





Toen de avond inviel, en de stroom uitviel, trokken de mensen zich terug in hun huizen, verlicht door olielampjes. In het naburige huis had de juf van het dorp haar gitaar gepakt en zong prachtige liederen, nu en dan bijgestaan door twee andere Papua’s. Het was zo mooi. Oh, als jullie even door m’n ogen hadden kunnen kijken! Een lichtpaars houten paalhuis met vaalroze gordijntjes, een paar spelende kindjes en rondscharrelende hondjes op de veranda, en een mooie Papua-vrouw die zachtjes haar liederen zingt. Kippenvel.

De nacht was niet helemaal je-van-het. Slapen op een houten vloer is wennen en onze klamboe-constructie leek op een spinnenweb waar ik steeds in verstrikt raakte. En het feit dat je niet weet of het gesnurk van je vader komt of van de varkens die onder het huis doorscharrelen is ook apart. Maar het was niet een onaangename slapeloze nacht. Ik wisselde muziek luisteren af met het luisteren naar de mannen die in ons huis tot diep in de nacht discussieerden.

De volgende dag spraken we mensen die een microkrediet hadden ontvangen en bezochten we cacao-velden. We bezochten hiervoor een nabij gelegen dorpje en namen de truck er naartoe. Pa voorin en Selma en ik met een stuk of 6 boeren in de laadbak. In de truck vertelde meester Chris de ene mop na de andere, met name over Aboriginals. Het zal wel het Papua-equivalent zijn van een Belgenmop. Het ging over Aboriginals die ‘thin legs and a big stomach’  hadden, en als ze gingen dansen, schudde die stomach wild heen en weer. Nou, er werd gegierd van de lach, dus steeds grijnsden 6 paar pinjang-monden ons aan. Pinjang is een soort noot, die men hier veel eet, met kalk. Niet een hap-slik-weg zaterdagavond-nootje, maar een enorm ding dat net zolang wordt opgekauwd totdat het je hele mond rood heeft gekleurd. Dus: 6 paar grijnzende, bloedrode monden in hoofden van oude boeren, sommige een oog missend en vele met stompjes in de mond ipv tanden. Even daarvoor hadden we ook nog een groot, zwart varken met een bebloede stomp zien hinken en dus twijfelde ik even of dit een mooi, landelijk tafereel was, of een soort Deliverance-achtig horrorsetting.

Na de gesprekken, een grote, gezamenlijke maaltijd en het afscheid van het dorp klommen Selma en ik weer in de laadbak samen met D en nog wat dorpelingen en gingen weer terug naar Sentani. Een fantastische rit door de jungle. Langs de hele route kwamen nu en dan wat mensen uit de bossen gedoken met kapmessen, groenten en ander spul. Even later reden we langs het prachtige Sentani-meer. De wind door onze haren. Het was heerlijk. Het had wel een wereldreis lang mogen duren.


Voor ons was deze dorpse ervaring verfrissend en zen, maar het is ook moeilijk voor te stellen dat dit dag in, dag uit zo gaat. Er was één tv in het dorp, de grootste supermarkt bestond uit vier planken met een paar rollen koekjes en zakjes waspoeder, ik zag nergens boeken en ook laptops e.d. leken niet aanwezig. De dichtstbijzijnde stad was op drie uur rij-afstand, maar niemand had een auto. Zo basic en klein ten opzichte van ons volle Nederlandse leven. Hoe staat het met verveling, sleur en onderlinge spanningen in zo’n dorp? Dat je denkt: shiiit, klimt die rotCorry weer in die rotpalm, ik vind volleybal ook he-le-maal niks aan en die juf zingt zooo vals, en vorig jaar heeft ze trouwens ook nog es de laatste rol koekjes voor m’n neus weggekaapt. Maar toen we later tijdens de reis een Indonesische versie van The Voice keken, dacht ik aan Aimbe. De ogenschijnlijke puurheid van Aimbe tegenover het hysterische gegil en gelach van de mensen op TV. Ik dacht: ‘Hoelang duurt het nog voordat de hele wereld één homogene massa is van The Voice kijkende, selfie-makende mensen?’ Hoe snel kan een dorp als Aimbe veranderen van een dorp waar ’s avonds wordt gevolleybald, muziek gemaakt en gepraat in een dorp waar iedereen wezenloos naar een scherm staart? En wat nou, als TV wel een middel is om je blik te verruimen, waardoor wellicht emancipatie, gezondheid en dat soort belangrijke dingetjes worden bevorderd? I couldn't help but wonder: is 'vooruitgang' altijd een trade-off? Denk maar over deze Carrie Bradshaw-vraag na tijdens een

***KOFFIEMOMENTJE***







Harlem Beach

Zaterdag gingen we met W en D naar Harlem Beach. Eerst reden we ongeveer 1,5 uur met de auto, onderweg steeds stoppend bij fruitstalletjes om allerhande vruchten te proeven, waarvan er eentje op stukjes slang leek. Daarna voeren we een stuk op een prauw. Toen we bij het strand aankwamen was het wederom nauwelijks te geloven dat het echt was wat we zagen. Een prachtig wit strandje, een paar hutjes, een schommel aan een palm in zee, glashelder water en uitzicht op de heuvelachtige regenwoudkusten van Papua. Het is hier echt alsof je constant door de beste Instagramfilter kijkt. Zulke mooie kleuren, zo scherp en toch zo zacht voor je ogen.

We gingen snorkelen en zagen prachtige felblauwe, zwarte en gele vissen. Echt van die platte met zo’n vissenvormpje, die me deden denken aan het aquariumspel dat we vroeger hadden waarbij je met een hengeltje tropische papieren visjes met een magneetje aan hun neus moest opvissen. Selma was zo’n fanatieke snorkelaar dat ze de naam “Salmon’  kreeg ipv Selma. Ik was weer een beetje een angsthaasje. Steeds ff stukje snorkelen, maar wel met vaste grond onder de voeten. Want ik schrik me gewoon het laplazarus als ik opeens een keibolle vis mijn kant op zie zweven en wil dan gewoon weg kunnen rennen. Maar alhoewel ik misschien het echte tropische spektakel miste, was wat ik zag al sprookjesachtig. Het werkt zeer verslavend, een soort House of Cards – je wilt blijven kijken. Op de boot aten we gebbq-de visjes, achter ons ijsbeerde een klein Papuaatje het strand op en neer met een lege jerrycan aan een touwtje, we schommelden in een band aan de palmboom, zochten stukjes gedroogd koraal op het strand en zo was het paradijsje compleet. Helaas werd na twee uur de rust op Harlem Beach verstoord door een groep Indonesische jongeren die enorm kabaal maakten en allemaal een extra arm hadden in de vorm van een selfie-stick. We doken maar snel in de prauw op zoek naar rustigere Bounty-strandjes, waar geen gebrek aan was.  


Terug in de auto draaiden we fijne reggae en ik bedacht me dat dit in het leven toch echt mijn lievelingssituatie is: na strand/zwemmen/geroosterde visjes eten/zand in het haar/lichtgloeiende huid van de zon een autorit maken in de namiddag, reggae luisteren, naar buiten staren en de prachtige landschappen en dorpjes voorbij zien komen.

De volgende dag gingen we pakken voor de Baliem Vallei – een berggebied dat het derde hoofdstuk zou vormen van onze reis. Maar toen kwam er een dengue mug met een hele grote snuit en die blies het verhaaltje uit.







 


Rumah sakit

Oftewel: koorts in de tropen is een B*I*T*C*H.

Zondag was Selma het ene moment nog een trip naar een waterval aan het plannen met W, het volgende moment zei ze: ‘Ik voel me niet topfit, ik zeg toch maar af’, en weer even later lag ze te gloeien als een kool in haar bed. We dachten dat het misschien een voedselvergiftiging was van de overheerlijke bbq-vis en vonden het al heel jammer dat die mooie herinnering bezoedeld zou worden door een enorme kotspartij. Die kotspartij kwam er, maar de koorts ging niet weg. Er kwamen twee oude Papua’s op haar kamer, die op bezoek waren op de missie. Met een soort glazen ketting wreven ze over de flessen water die ik voor Selma had klaargezet. Papa en ik namen onze denkbeeldige hoed af in eerbied voor dit eeuwenoude Papua-ritueel. Totdat bleek dat deze glazen kettingen van een Duitse charlatan waren gekocht via internet – een soort biostabiel dus. Toch heb ik voor de zekerheid ook maar wat slokjes van het water gedronken. De moeder en dochter van dit Papua-stel, behorend tot een specifieke stam, misten overigens al hun voortanden, wat me ritueeltechnisch het ergste doet vermoeden.

De koorts bleef, dus regelde broeder JS een opname in het ziekenhuis in Harapan. We werden aldaar snel naar de VIP-kamer gebracht: een flink grote kamer, schoon, en met een bank waarop ik kon slapen. En een TV met Fox en HBO! Waar helaas wel elke dag dezelfde films draaiden. Het leek soms wel een soort Groundhog Day, ook omdat de klok in de kamer stilstond. De eerste paar dagen bleef het steeds half 5 ’s middags, keken we Meet the Parents en wachten we op een Rapid Diagnostic Test voor malaria die er elke dag toch niet was. Ik kwam er overigens achter dat de slechtste tijd om tegen een verpleegkundige die geen Engels spreekt te zeggen dat de klok stilstaat op 16.30, 16.30 is.

Alhoewel we de moed er goed inhielden, we veel bezoek kregen, en Selma zo moedig was als een marinier, waren het spannende dagen. We wisten niet wat er aan de hand was en niemand sprak Engels. Ons Indonesisch werd daardoor wel snel opgekrikt, al hadden we liever geweten wat: ‘Waar is het strand?’ dan ‘Wat zijn de bloeduitslagen van vandaag?’ Selma weet al haar bloeddrukken in het Indonesisch. Ik was wel zeer blij met m’n iPhone. Ik ben nog niet zolang geleden geswitcht van oude Nokia naar iPhone, wat gepaard ging met de fases van rouw --> ontkenning: niemand mag zien dat ik een iPhone heb. Woede: die iPhone-batterij is ALTIJD leeg. En wie zijn Bertje en Nasr??? Verdriet: die kleine paarse Nokia maakte zo'n lieve toetsafdruk op m'n wang na een lang gesprek. Acceptatie: ik ben de iPhone eeuwig dankbaar, omdat ik niet overal meer verdwaal, ik elke dag 1000 foto’s kan maken en vanuit Indonesië naar internisten-vriendin M de nieuwe labuitslagen kan appen.

Op vrijdag bereikten de taal- en cultuurbarrieres hun hoogtepunt toen er al drie dagen lang gedoe was over een malariatest. Volgens de arts kon de gebruikelijke test, dikke druppel test, onbetrouwbaar zijn vanwege de malariaprofylaxe. Hij vroeg een Rapid Diagnosic Test aan. Die wij eerst zelf moesten halen bij een apotheek, en toen toch niet. Een ziekenhuis zou deze bezorgen bij ons, en toen toch niet. We moesten ‘m toch zelf halen in Abepura bij apotheek X, maar toen D daar naartoe snelde op z’n motor was de test daar niet. Ze wilden ‘m bestellen vanuit de Molukken, maar toen toch niet. Uiteindelijk, drie dagen later, was D uit eigen beweging alle apotheken van Sentani afgegaan en vond dan eindelijk deze RDT, maar hij mocht er niet 1 kopen, maar moest het hele pakket afnemen, zodat wij uiteindelijk met 25 malariatesten in het ziekenhuis zaten. Maar niemand bleek de test te kunnen afnemen. En toen toch wel.

De vermoeidheid begon toe te slaan. Diezelfde dag kreeg m’n vader een etterende wond op zijn been en mijn gezicht en bovenlichaam werden gedurende een half uur vuurrood na het eten van een Papua-snoepje dat Relaxa heette. Er viel een gekko in D z’n eten en ik wenste iedereen ‘smakelijk eten’  (salamat makan) ipv ‘goedenavond’  (salamat malan).  Ik heb zelfs even de tropen verwenst. Maar toen ik ’s avonds weer even door te stad liep, en diep de geur van rook en benzine opsnoof, wist ik: ik <3 tropen (maar flikker es op met die muggen!!!!). 

Uiteindelijk bleek Selma tyfus en dengue te hebben. Selma vond het voordeel van tyfus hebben dat, wanneer iemand haar in de toekomst zal uitschelden voor ‘tyfuslijer’ Selma kan zeggen: ‘Ja, klopt’.




En het voordeel van de dengue was dat Selma en ik eersteklas mochten terugvliegen. Een ervaring op zich. We mochten ons begeven in de business lounge, tussen de 50jarige, dikbuikige zakenmannen. We kregen heerlijk eten en ik bestelde de beste Italiaanse wijn en de meest exclusieve Japanse thee. Het was wel heel sneu voor papa, die economy moest reizen. Toen ik dat tegen Selma zei, was die net bezig haar stoel in de relaxstand te zetten en kon ze nog net ‘ja’ zeggen alvorens ze omhoog en horizontaal uitklapte. In het vliegtuig jaste ik de hele Bollywood collectie erdoorheen, inclusief de nieuwste Shah Rukh Khan in een rip off combinatie van Ocean’s 13, Fight Club en Miss Congeniality, waarbij op z’n Bollywoods de modder tijdens een kooigevecht niet 1x, maar 10x dramatisch opspatte tegen een Shah Rukh Khan, van wie het hoofd duidelijk op een bodybuilderlichaam was gemonteerd. 



Terug

En nu weer in Nederland. De reverse culture shock was groot. Ik wilde nog even niet in het land van de 1000 meningen zijn (waarvan 999 tenenkrommende over vluchtelingen), maar nog even wegkruipen onder de warme tropendeken met m'n I Love Papua-shirt aan. Opeens begreep ik het gevoel weer dat ik had toen ik als 19jarige na 5 maanden India terugkwam in Nederland en ik nog een paar weken lang elke dag een stip op m’n voorhoofd plakte, tot in de Burgumse disco To Bergh aan toe, wat regelmatig de vraag opriep: ‘Bisto boedha ofsa???’ 

Ik ben er nog niet helemaal achter wat toch die magie van reizen in de tropen is. Zijn het echt de tropen zelf, de mensen, de natuur, de cultuur, of is het het gevoel van vrijheid, nieuwigheid en los zijn van alles? Het is misschien ook het basale leven dat je daar leidt. Je zit even onderin de piramide van Mazlov. Het leven gaat over eten scoren (is die saté betrouwbaar? Vlieg ik niet in de fik als ik die sambalvis eet?), onderdak (als ik het bed onder de ventilator schuif, ben ik hopelijk morgen niet veranderd in een plasje zweet) en veiligheid (kan een prauw met zijbeuken omslaan in een storm? Zou ik ziek worden als ik dat varken aai?). En dat alles met het veilige gevoel dat die Mazlov-piramide er voor jou hartstikke gebakken voor staat. In Nederland loop je weer aan te rommelen in de bovenste regionen van de piramide. Brengt mijn werk wel de voldoening die ik wens? Drukt de hoogte van mijn knot wel uit wie ik wil zijn? Moet ik toch niet eens beginnen in Schuld en Boete? De To Do lijst, die in Papua bestond uit: met prauw naar strand/mama sms-en/onderbroek wassen (onder douche), vermenigvuldigt zich hier ook sneller dan konijnen. 

't Is niet alleen maar kommer en kwel hier hoor. Ik geniet ervan om weer de oranje Tony Chocolonely te knabbelen en vergaderingen bij te wonen waar vanalles wordt ingefietst en aangevlogen. *checkt ondertussen haar bankrekening en vliegtickets.nl*

De reis heeft enorme indruk gemaakt. De overweldigend ongerepte, zuivere natuur. De humor en vriendelijkheid van de Papua’s. De verhalen over papa’s marinierstijd, die hij vol enthousiasme vertelde in de bush, waar hij vroeger als twintigjarige genietend doorheen sjouwde (en nu overigens nog). De ontmoetingen met oude paters, broeders, ontwikkelingswerkers en activisten. Soms denk ik echt: oh, als dit, Papua, maar behouden mag worden. Kunnen we niet met z’n allen afspreken, als wereld, dat we dit stuk land niet leegroven, niet ontdoen van de regenwouden om palmolie te verbouwen, niet de Papua’s van hun land jagen om goudmijnen op te zetten, niet hun waardigheid de grond in stampen door transmigratie? Dat we gewoon één stukje aarde behouden als paradijs.

Rest mij nog het geweldige reisteam te bedanken: team Biak: I, M en C. Team Sentani/Jayapura: D, W, JS en MB. En natuurlijk mijn lieve bloedverwanten: papa en Selma. En de Seaweed-huidproducten van de Bodyshop: een heerlijk verfrissende lijn, echt tropenmateriaal. Nee, ik word niet gesponsord, al zou ik er geen bezwaar tegen hebben om tegen een kleine vergoeding de Seaweed-lijn wereldwijd te testen.


Elza Zijlstra (elzazij@gmail.com)






Nieuw Guinea lied, zoals onze gids dat zong op Noord-Biak met bovenstaande kust als decor (eerste twee coupletten: mooi. Laatste twee coupletten: interessant vanuit geschiedkundig oogpunt)

Waar de zeeën eeuwig golvend bruisen,
Het witte strand zo rusteloos omgeeft.
Waar de wind het klapperblad doet ruisen,
En het oerwoud haar geheimen heeft.
Ligt mijn land in al zijn stille schoonheid,
Paradijs waar ik in vrijheid vredig leef.
Nieuw-Guinea, oh land vol van zonnelicht,
Jou trouw zijn is mijn plicht,
Waarvoor ik graag alles geef.

Nog omsloten door de stille aarde,
Rust de rijkdom van mijn dierbaar land.
Waar de natuur zich eeuwenlang vergaarde,
Wacht op kracht van menselijke hand.
Hoge bergen, meren, wouden, vlakten,
Houden diep en ongepeild hun schat bedekt.
Nieuw-Guinea, mijn land zo heerlijk, zo wijd,
Tot geven graag bereid,
Wacht op de mens die het bewerkt.

Sinds de blanke mannen tot ons kwamen,
Uit het kleine verre Nederland,
Vloeiden vree en vrijheid hier tezamen,
Gingen rust en opbloei hand in hand.
Christus leer "Het blijde Evangelie",
Bracht ons volk in duisternis 't ware licht.
Nieuw-Guinea blijft altijd God's stem verstaan,
En neemt zijn boodschap aan,
Die heel ons leven hier richt.

Niets kan ons meer van elkander scheiden,
Samen bouwen wij de toekomst op.
Dan zal eendracht ons tot welvaart leiden,
Van Merauke tot de Vogelkop.
Komen donkere onheilswolken dreigen,
Staan we vast en eensgezind hand in hand.
Nieuw-Guinea, ik offer dan als het moet,
Alles mijn goed en bloed,
Voor jou mijn Vaderland

Fotoalbum

BIAK

Papua dansgroep 
   
Markt op Bosnik. Een erg schone markt: aan een hekje hing om de meter een plastic tas om het vuil in te doen. 






Dé pootjebaad-poel op Biak








Papa en ik hadden duidelijk een ander idee over waar die vogel nou zat...









SENTANI
























AIMBE


Papua & Fryslân United!










Eén van de vrouwen die met een microkrediet een winkeltje was begonnen maakte vazen van 100-en zelfgevouwen speelkaarten












1 opmerking:

  1. Je schrijft nog net zo geweldig als weleer! Heerlijk :-) en leuk om weer eens een avontuur van je te lezen.

    BeantwoordenVerwijderen