donderdag 10 oktober 2013

Evia, Griekenland

Twee jaar na mijn laatste verhaaltje is het tijd voor een nieuw Zuid-Europees avontuur. Dit keer gaan jullie naar Griekenland met de familie Z + aanhang.

Op Schiphol zijn er de gebruikelijke stress-akkefietjes. Ik heb geen bungee-jump nodig om grote hoeveelheden adrenaline te voelen: een paspoort, een boarding pass en een tas met twintig vakjes zijn genoeg. Er zijn verdwaalde vloeistoffen in handbagage, paspoorten die op willekeurige momenten verdwijnen en verschijnen, een vinger tussen de loopband, Iemand Van Ons die in de slurf naar het vliegtuig keihard struikelt over de drempel waardoor de hele slurf meent slachtoffer te zijn van een aanslag, complete bibliotheken die halsoverdekop moeten worden verspreid over de tassen en er is het vertrouwde gevoel van vlak voor opstijgen het gevoel te hebben dat ik een voorgevoel heb dat dit een gedoemde vlucht is.

Maar alles verloopt smooth en een paar uren later komen we aan in Athene. Vandaar rijden we naar Politika op het eiland Evia. We betrekken een stenen villaatje te midden van de olijfbomen en met uitzicht opzee. Een stel op leeftijd beheert de villa. Ze heten de ene keer Minola en Mentos, dan weer Mikro en Makro, totdat we na een week hun echte namen onthouden: Manolos en Myrtho. Zij is het type dat ’s ochtends met een harpoen octopussen uit de zee vangt en hij is het type dat deze inktvis oppeuzelt met een flink glas ouzo erbij. Het is een idyllisch geheel, slechts onderbroken door in de ochtend zwermen killer bees die in vijf minuten een plak ham aan stukken scheuren en in de avond door tientallen lange, zwarte duizendpoten die vanuit de tuin ons huis bestormen. Met een bezem vegen we de duizendpoten van de veranda en omdat ze zich hard maken en opkrullen, zodra de bezem ze raakt, lijkt het net een spel ongedierte-curling.



Politika
Politika is een prachtig dorpje waar schilderachtige huisjes zij aan zij staan met oude, ingezakte gebouwtjes. In het midden is een pleintje met grote plantanen waar gepensioneerde mannetjes samenscholen. Er zijn vijf supermarktjes, waaronder de Lievelingssupermarkt, de Rokende-Kassavrouwsupermarkt en de nazi-supermarkt. De nazi-supermarkt dankt zijn naam aan het onverschillige schouderophalen van de supermarktbaas toen wij wezen op de tv met daarop het nieuws over de Gouden Dageraad. Van deze rechts-extremistische partij, die een nieuwe versie van het hakenkruis als symbool hanteren, zijn een stel opgepakt, omdat zij vermoedelijk betrokken zijn geweest bij de moord op een anti-fascistische rapper. We maken al snel diverse vrienden in het dorp. AJ weet veel van voetbal en voetbal blijkt de geslaagde versie van Esperanto te zijn: een universele taal die iedereen begrijpt. Bij de souvlaki-snackbar kijken we op Youtube een stokoude speelfilm die in Politika is opgenomen. Vervolgens worden we langs één van de filmlocaties geloodst, namelijk het huis van de snackbarbaas, alwaar zijn 13jarige dochter wordt opgetrommeld om met onze hele familie een paar woorden Engels uit te wisselen. Van het meisje van een barretje aan zee krijgen we takken uit de bergen, waarvan je thee kunt zetten die ruikt naar een oude stoel uit een Engels kasteel. Myrtho en Manolos nodigen ons uit voor een heerlijk diner van octopusjes, dolma’s, kaas, gevulde eieren en glaasjes ouzo. Hun dochter is graphic designer en heeft het haar van het hoofd van de aap uit King Kong ontworpen. We leren van hen hoe diep de crisis is in Griekenland, dat Griekse vissers octopussen 40 keer op de tegels slaan om de pezen uit hun poten te vermorzelen en dat wanneer je een moederkat ‘de pil’ geeft, terwijl ze al zwanger is, de baby-poesjes zonder ogen worden geboren.




Snorkelen
Manolos heeft een ‘bitch’, oftewel ‘beach’ wanneer correct uitgesproken. De eerste dagen snorkelen we veel op de bitch van Manolos. Snorkelen is een geweldige bezigheid. Ik had dit nog nooit gedaan en dacht dat dit ook niet iets voor mij zou zijn, want onder water enzo, brrr, maar het blijkt eigenlijk enorm tegemoet te komen aan mijn controlfreakerigheid, want je kunt gewoon die hele zeebodem in de gaten houden. Kleine visjes trekken met hun bekje aan waterplantjes, kwallen met een uiterlijk als een Haribo-spiegelei-snoepje werken zich gestaag door het water, een zee-egel...eh...doet geen zak en zee-anemonen wuiven loom door het water. Enig meningsverschil is er over wat Iemand Van Ons de ‘oppervlaktevis’ noemt: een langgerekt visje die zich aan het oppervlak van de zee bevindt. Bijna iedereen denkt dat het stukjes zeewier zijn, maar één van ons vindt het een duidelijke vis. Wat maakt een vis tot een duidelijke vis? Een gezichtje.

Waar the **** waren Bassie & Adriaan?
Griekenland is nieuw voor mij, dus duurt het even voordat ik ‘Calimera’ kan zeggen zonder het gevoel te hebben iedereen uit te schelden voor de vrouwelijke Calimero. Het is hier supermediteraan en zuidelijk en de mensen zijn extreem aardig. Op een mooie avond heeft het geregend wanneer we terugrijden van Chalkida naar Politika. Die geur van regen vermengd met warmte voelt vertrouwd tropisch aan, net als de geur van de vuurtjes waarop souvlaki wordt geroosterd en de chaotische drukte op de straten. Maar ook de armoedige troep op veel plekken doet bijna derde-wereldachtig aan. Ik kan me niet herinneren dat Bassie en Adriaan door dit soort gebieden reisden. Is dit de crisis? Overal staan half afgebouwde huizen, we rijden door dorpen waar de helft van de winkels leegstaat en beklad is met grafitti, heuvels zijn bedekt met karkassen van wat nieuwe hotels hadden moeten worden en villa’s staan zij aan zij met sinistere veldjes waar woeste honden blaffen tussen de vuilnis. Langs de straat staan lege billboards. Het heeft iets verdrietigs. Een gevoel dat we door een gebied rijden vol vergane glorie dat de komende jaren alleen nog maar meer zal vergaan.
Toch is er veel schoonheid in de aftandsheid. Een oude, rode pick-up met grijsgroene olijfbladeren in de laadbak staat voor een vervallen wit huisje. Een scheefhangend reclamebord hangt naast een verroest electriciteitskastje. Dat soort werk. Je kunt je omdraaien en op een mini-tafereeltje stuiten van verbluffende schoonheid. Mijn liefde voor afval en aftandsheid groeit met de dag. Ik denk dat mijn huis later geweldig interessant ingericht gaat worden.



 Wandelen
We willen erg graag wandelen in het prachtige gebied, maar noch Evia noch haar bevolking zijn op wandelaars ingericht. Elke keer als we iemand om een wandelpad vragen, komt het gesprek terecht op waar de taverne is.
‘We want to walk’ (en alle zes beginnen we op onze plaats te marcheren, ons insziens het universele gebaar voor ‘wandelen’ – en zo later blijkt een stuk makkelijker uit te beelden dan ‘waar zijn de warmwaterbronnen’ of ‘hebben jullie ook paneermeel?’)
‘Taverne?’
‘No, no...hike’.
‘Taverne?’
En dan lopen we maar een willekeurig pad in. Eén keer doet een mevrouw verwoede pogingen ons tegen te houden. ‘No, no, no, dangerous!’ roept ze elke keer als wij onze route willen vervolgen, waarop we allemaal terugdeinzen, om vervolgens toch stiekem het pad weer te besluipen. Een andere keer proberen we de wandeling te volgen die de postbode van Politika voor ons op een A4 heeft getekend. Het lijkt op papier een heerlijk zondagmiddagwandelingetje, en toch bevinden we ons drie kwartier later op een immens steile en brokkelige helling waar we ons als geiten aan de struiken omhoog werken, om drie uur later hopeloos te verdwalen, tot we worden gered door een herder die een kwartier lang krom ligt als we hem vertellen waar we langs zijn gelopen. Maar uiteindelijk maken we een paar prachtige wandelingen langs de hoge kusten, door heuvels met alle tinten groen, door herfstbossen en langs boerderijtjes waar honden naar ons blaffen, kalkoenen naar ons kakelen en geiten naar ons blaten.


Naast de wandelingen en het snorkelen bezoeken we ook de archeologische opgravingen bij Eritrea, Prokopi, waar de Oekraïnse mummi Johannes de Rus zich, in een glazen kist gelegen, laat kussen door kleine Griekjes en kromgebogen weduwes in het zwart en Pili alwaar zich een prachtig nieuw snorkelgebiedje voor ons ontvouwt. We zien een vissersboot zich klaarmaken om de zee op te gaan. Vijf donkere mannen met sigaret in de mond sleuren netten aan boord van het perfect rommelige schip: een wirwar van touwen, blauwe en witte verf, Griekse letters en een klein tafeltje met daarop pakjes sigaretten en sterke koffie. Ook shoppen we in extase in de Jumbo, een soort supersize Action. Zo’n winkel, waarvan je als je erin bent, denkt dat je tijgerpantoffels en een plastic paprika nodig hebt en als je buiten staat met tien tassen beseft dat je alleen maar kwam voor een theedoek (die je bent vergeten te kopen). En we bezoeken: 

Loutra Aidipsos
In de jaren zeventig schijnt de familie Kennedy nog te hebben gebaad in de warmwaterbronnen van Loutra. Maar ook hier ademt de sfeer dat de goede tijden van lang terug dateren. Er is één peperduur Spa-hotel, maar verder bevinden de heilzame bronnen zich in dampige kelders waar shag-rokende mannen aan een tafel klandizie proberen binnen te hengelen. Er zijn alleen maar bejaarden hier, dus we zijn even bang dat je als je in zo’n bad stapt, je eruit komt als een bejaarde. Uiteindelijk duiken we toch in een acceptabel zoutbadje en hebben een relaxed uurtje. De mensen van het hotelletje waar we zitten zijn van het enorm aardige soort, dat tien restaurants afschuimt om te vragen of ze in perkament gewikkeld lam uit de oven serveren - een willekeurig gerecht dat we aanwezen in het jaren zeventig talengidsje dat met ons meereist.
In de avond lopen we langs de haven van Loutra. Een prachtige vissersboot laadt blokken ijs in, in de dieprood geschilderde kombuis zien we een pannetje op het vuur staan. Vele mannen werpen hier hun hengels uit. Eentje vangt een octopus, die hij op een muurtje neerzet, waarop de octopus zich net als CIA-Lispel van Alfred J. Kwak, richting zee beweegt en de vrijheid in plonst. We eten die avond in een restaurant van een man die ons eerder op straat aansprak. Het is een druk baasje dat ons de hele avond gratis wijn blijft voeren. Het is een komen en gaan in het restaurant. Gasten, familieleden, slagers met zakken vlees, vissers die hun vis aan hem verkopen. Achterin de zaak staat een bureautje, waar het ene Godfather-achtige mannetje de andere afwisselt. Oude, verweerde koppen met sigaretten in de mondhoek, geld tellend en druk schrijvend en pratend. Het kan niet anders of we zitten hier bij de lokale maffia-familie. Ouzo-handel of coke gesmokkeld in octopusvoetjes, dochters die worden uitgehuwelijkt aan malafide restauranthouders elders op Evia en zoons die van jongs af aan worden klaargestoomd voor de misdaad. Het restaurant als dekmantel. Het kan ook een volstrekt normale familie zijn geweest, maar dat lijkt me zuiver hypothetisch.


 Evia
Evia is prachtig en ongerept. Het is dé mix tussen vakantie en reizen. Soms doe je er drie uur lang over om in een stad het boekje ’30 trails in Evia’ te vinden, waarbij je langs vier boekenwinkels gaat die ons elk weer een paar meter dichterbij het doel brengen met aanwijzingen als ‘Maybe it’s to the left...’ om terecht te komen op een rommelige zolder alwaar een heel bergbeklimteam wordt opgetrommeld om ons van hike-informatie te voorzien, en soms laat je je neerzijgen in een leunstoel aan een prachtig heldere zee. Mijn vakantie-ik steekt zijn kop weer op, en dit begint met metafysische bespiegelingen over wat werk is en eindigt met de gedachte dat ik beter af ben in een houten huis aan zee in Spanje/Engeland/Griekenland/Ghana/India (afhankelijk van waar ik op dat moment ben). Daar knutsel ik aan een grote wrakhouten tafel en word rijk van de handel in Griekse feta-blikken (die zijn nl mooi, ik heb er één op de kop getikt in een supermarkt en ga er een plant in zetten. Hij pastte precies in mijn koffer, met als enige nadeel dat de kleren die ik erin heb gestouwd waarschijnlijk voor eeuwig naar feta stinken).





Maar ondertussen heb ik alweer de eerste Nederlandse regen op m’n hoofd gehad. Zojuist zag ik dat vlak bij mij om de hoek een honk is waar oude, waarschijnlijk Turkse mannen samenhokken, en ik moest de neiging onderdrukken om niet voor het raam te gaan staan loeren om me in het buitenland te wanen, maar was bang dat ik zou worden opgepakt voor het bespieden van oude mannetjes. Dus vanavond maar even de Willemsweg met z’n Turkse winkeltjes afschuimen en Griekse muziekjes luisteren op Spotify, van dat soort dat je eerst even héél goed moet checken of je het knopje ‘privé-sessie’ wel hebt aangezet. Zo duik ik de winter in.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten